Op de open plek in het bos
De giraf met zijn lange nek kon heel ver kijken. Vanochtend was hij wel een beetje geschrokken. Hij had gezien dat er een boze, donkere wolk aan zat te komen. Een wolk zo boos en zo donker dat de giraf dacht bij zichzelf: ‘Dat voorspelt niet veel goeds. Misschien heeft de wolk enkel een regenbui bij zich. Misschien ook wel donder en bliksem. Of hagel wellicht.’
Het kan natuurlijk zijn dat de wolk opgelucht is als hij wat regen heeft laten vallen en wat donder heeft laten horen. Maar het kan ook zijn dat de wolk zo ontzettend boos is dat hij dagenlang donker zal blijven. Misschien blijft het in het bos dan ook dagenlang donker. Je kunt je wel voorstellen, dat is niet echt fijn. Afijn, de giraf had de wolk gezien. De wolk die er zo donker en boos uitzag. |
De giraf maakte zich een beetje zorgen en daarom had hij alle dieren uit het bos bij elkaar geroepen op de grote open plek.
De plek in het bos waar ze wel vaker bij elkaar kwamen. Als er iets te vieren viel of gewoon, soms, omdat het plezierig was om elkaar te ontmoeten. Maar nu was het anders.
Nu was er niet veel plezier. Iedereen keek ernstig en serieus en luisterde naar wat de giraffe te vertellen had.
En de giraf vertelde over de verte en over de boze donkere wolk. Ook vertelde hij dat deze wolk precies over het grote dierenbos heen zou waaien zoals het er nu naar uitzag. Hij wist niet wat dit zou betekenen. Maar dagenlang een boze donkere wolk boven je hoofd is niet iets om naar uit te kijken.
De plek in het bos waar ze wel vaker bij elkaar kwamen. Als er iets te vieren viel of gewoon, soms, omdat het plezierig was om elkaar te ontmoeten. Maar nu was het anders.
Nu was er niet veel plezier. Iedereen keek ernstig en serieus en luisterde naar wat de giraffe te vertellen had.
En de giraf vertelde over de verte en over de boze donkere wolk. Ook vertelde hij dat deze wolk precies over het grote dierenbos heen zou waaien zoals het er nu naar uitzag. Hij wist niet wat dit zou betekenen. Maar dagenlang een boze donkere wolk boven je hoofd is niet iets om naar uit te kijken.
Allemaal luisterden ze eerst naar de giraf, maar daarna begonnen de dieren kriskras door elkaar heen te praten. Ze hadden allemaal ideeën en gedachten die gezegd wilden worden. Als eerste waren de mieren gaan roepen: ‘Wat kunnen we doen? Wat kunnen we doen?’ Want mieren willen graag direct aan het werk met een oplossing.
Daarna was het de neushoorn, direct tegelijk met de goudvis en de eekhoorn. En vervolgens was het een gekakel van jawelste. Iedereen was in rep en roer. Er waren ideeën om een heel hoog hek voor het bos te zetten zodat de wolk er niet door kon. Of om met zijn allen heel hard te gaan blazen zodat de wolk terug naar huis zou gaan. Of om allemaal een …
De olifant stak zijn slurf in de lucht en trompetterde luid, zo luid als hij kon. Alle dieren keken zijn kant op, waarop hij zei: ‘Dit musje heeft een idee; misschien is het goed om dat even te horen.’
Daarna was het de neushoorn, direct tegelijk met de goudvis en de eekhoorn. En vervolgens was het een gekakel van jawelste. Iedereen was in rep en roer. Er waren ideeën om een heel hoog hek voor het bos te zetten zodat de wolk er niet door kon. Of om met zijn allen heel hard te gaan blazen zodat de wolk terug naar huis zou gaan. Of om allemaal een …
De olifant stak zijn slurf in de lucht en trompetterde luid, zo luid als hij kon. Alle dieren keken zijn kant op, waarop hij zei: ‘Dit musje heeft een idee; misschien is het goed om dat even te horen.’
Het musje normaal altijd heel enthousiast en aanwezig, voelde zich nu wel een beetje opgelaten. Maar het was waar, hij had een idee. Misschien was het zelfs wel een heel goed idee. Hoe ging hij dat nu uitleggen aan de andere dieren? En zo begon hij:
‘Ik weet niet hoe het met jullie is, maar ik ben zelf wel een beetje bang voor zoiets groots, bozigs en donkers. Je weet namelijk nooit wat er dan komt. Maar wat ik wel weet is dat ik mij soms zelf ook wel eens boos en donker voel. Dat hebben we vast allemaal wel eens. Dus, nou ja, ik dacht...’, hij aarzelde even voordat hij verder sprak.
‘Als we allemaal nou eens voelen hoe onze eigen boosheid en donkerte voelt en kijken hoe dat eruitziet. Als het ons nu lukt om ieder ons eigen stukje donkerte een woord te geven of misschien wel een kleur.
Misschien dat we dan ook beter begrijpen hoe we om moeten gaan met de grote boze donkere wolk.’
De dieren vonden dit een geweldig goed idee.
Ze spraken af dat iedereen de hele verdere dag zijn of haar eigen donkerte zou bekijken en dat ze de volgende ochtend zodra de zon door de bomen scheen weer bij elkaar zouden komen op de open plek.
En zo geschiedde het.
‘Ik weet niet hoe het met jullie is, maar ik ben zelf wel een beetje bang voor zoiets groots, bozigs en donkers. Je weet namelijk nooit wat er dan komt. Maar wat ik wel weet is dat ik mij soms zelf ook wel eens boos en donker voel. Dat hebben we vast allemaal wel eens. Dus, nou ja, ik dacht...’, hij aarzelde even voordat hij verder sprak.
‘Als we allemaal nou eens voelen hoe onze eigen boosheid en donkerte voelt en kijken hoe dat eruitziet. Als het ons nu lukt om ieder ons eigen stukje donkerte een woord te geven of misschien wel een kleur.
Misschien dat we dan ook beter begrijpen hoe we om moeten gaan met de grote boze donkere wolk.’
De dieren vonden dit een geweldig goed idee.
Ze spraken af dat iedereen de hele verdere dag zijn of haar eigen donkerte zou bekijken en dat ze de volgende ochtend zodra de zon door de bomen scheen weer bij elkaar zouden komen op de open plek.
En zo geschiedde het.
Voordat de eerste lichtstralen tussen de bomen door verschenen, waren er al een aantal dieren gearriveerd. Van alle kanten nu kwamen er dieren aanlopen, aanvliegen en aanzwemmen. Het hield niet op. Nog veel meer dieren dan de dag ervoor. De dieren waren enthousiast verhalen aan het uitwisselen met elkaar toen...
De olifant zijn slurf weer in de lucht stak, trompetterde en om stilte vroeg.
De giraf deed verslag van de grote boze wolk die inderdaad zoals hij al verwacht had nog steeds richting het grote dierenbos bewoog. Doordat de wolk nu een stuk dichterbij was leek het wel of hij nog groter, nog bozer en nog donkerder geworden was.
Daarna vertelden de dieren om de beurt over hun eigen donkerte, hun eigen boosheid. Vaak waren dat een soort kleine donkere plekjes die nog een beetje in hun lijf zaten, maar soms ook grote vlekken die als een wolk om hen heen hingen.
De leeuw vertelde over hoe hij een donkerte voelde omdat hij te lang niet lekker echt gebruld had en vroeg of hij dat even mocht doen.
‘Nu, gewoon gelijk, zodat iedereen het horen kan.’
De andere dieren knikten nieuwsgierig waarop de leeuw zijn aller hardste brul liet horen. Sommige dieren vonden dat wel even spannend. Maar het klonk ook wel heel mooi. De leeuw was blij dat die brul er nu eindelijk uit was. Die had al veel te lang vastgezeten in zijn keel.
Het lieveheersbeestje vertelde dat ze ontdekt had dat haar donkerte te maken had met, dat ze eigenlijk helemaal niet wist hoeveel stippen ze op haar rug had. Dat kon ze namelijk nooit zelf zien. Nadat een paar dieren de stippen geteld hadden en voor de zekerheid nog een keer nageteld, vertelden ze haar dat het er precies zeven waren. Het lieveheersbeestje werd hier helemaal blij van. Zeven, dat vond ze wel een mooi getal.
De eekhoorn had de donkerte in zijn staart teruggevonden. Het hielp hem om er het woord ‘pluim’ aan te geven. Dat vond hij mooier dan staart. Voor de kikker had het woord ‘plons’ geholpen en het allemaal wat lichter gemaakt.
De wolf vertelde dat zijn donkerte niet met boosheid maar met verdriet te maken had. Hij had vaak het gevoel dat hij nog wat wilde huilen. Hij vertelde dat hij het ook niet echt begreep maar van huilen werd hij blij. Hij had al te lang niet gehuild en spontaan begon hij te huilen zoals alleen wolven dat kunnen.
De andere dieren luisterden geroerd.
De donkerte van de zwaan ging meer over ruzie met zijn hals, die nooit zo goed wist of die zich nu lang wilde maken of juist niet. De grote beer vertelde over een donkerte in zijn hoofd. Hierdoor was hij vaak een beetje somber. Zijn oplossing zat erin om de donkerte in zijn hoofd de kleur van honing te geven. Want daar was hij dol op.
Een klein konijntje vertelde over de donkerte in zijn poten en dat dit verdween als hij lekker kon stampen op de grond en de mol vertelde dat hij juist blij was met de donkerte. Hij vond het vervelender dat er soms zoveel licht in zijn ogen scheen.
Nou ja, je begrijpt wel dat de dieren de hele dag elkaars verhalen aanhoorden.
Eigenlijk was het wel bijzonder, dit wisten ze allemaal helemaal niet van elkaar. Nu, terwijl ze allemaal een beetje bang waren voor de grote, donkere, boze wolk was het toch nog een heel fijne dag zo met elkaar.
Als laatste waren de mieren en zij vertelden dat de donkerte gewoon onderdeel van hun leven was. Soms waren ze onder de grond en was het donker en soms boven de grond en dan was het vaak licht. En net als altijd wilden zij nu toch echt graag weten wat ze moesten gaan doen.
Want ja, het was wel een fijne dag en met alle verhalen van alle dieren hadden ze allemaal wel veel geleerd maar wat moesten ze nu doen met de steeds dichterbij komende grote donkere wolk?
De dieren vonden dat wel een belangrijke vraag. Maar de zon ging al onder en de meeste dieren wilden graag nog snel een hapje eten en dan lekker naar bed. Ze spraken af om de volgende ochtend weer bij elkaar te komen.
En zo geschiedde het.
De volgende ochtend stak de olifant zijn slurf weer in de lucht, trompetterde luid en de dieren werden stil. Het werd een bekend ritueel.
Nu nam het konijntje het woord en vertelde het volgende: ‘Ik heb gister geluisterd naar alle verhalen die iedereen vertelde over zijn of haar eigen donkerte en eigen boosheid. Ook hoe iedereen dat op een eigen manier op wist te lossen. Ik ben het een beetje gaan begrijpen.’
‘Wat mij opviel is dat we allemaal zo anders en verschillend zijn. We hebben allemaal andere dingen die we weten en andere dingen waar we goed in zijn. Dus het eerste wat ik bedacht is dat we elkaar hard nodig hebben. Want ik ben een konijntje en kan wel heel hard rennen, maar ik kan niet zoals de giraf heel ver kijken, of heel hard werken zoals de mieren, of water de lucht in spuiten zoals de walvis. Omdat we allemaal verschillend zijn kunnen we allemaal op onze eigen manier bedenken hoe we de boze donkere wolk weer kunnen laten verdwijnen.’
De meeuw, die een kwaliteit in nieuwsgierigheid had, zei: ‘Eigenlijk zou ik wel eens willen weten waarom de wolk zo groot is, zo donker en zo boos.’ En daar waren de dieren het stuk voor stuk wel mee eens.
‘Daarom’, zo vervolgde de meeuw, ‘wil ik vragen of jullie het oké vinden als ik naar de wolk toe vlieg. Gewoon, om even te vragen hoe het met hem is en of de wolk zelf weet waarom hij zo donker is.’
Ja, dat was wel een heel goed idee. Tegelijkertijd vonden de dieren het ook spannend en wel heel moedig van de meeuw. Zogezegd, zo gedaan. De meeuw steeg op, vloog nog even een rondje boven de open plek en vervolgens vloog ze rechtstreeks naar de wolk.
Ze vloog om de wolk heen, er overheen en er achterlangs. Ze sprak met de wolk en de wolk sprak terug.
De dieren wachtten en wachtten.
Zij konden niet zien of horen wat er tussen de wolk en de meeuw afspeelde. Maar na een paar uur geduldig en soms minder geduldig wachten, zagen ze de meeuw weer terug komen vliegen.
Het was spannend geweest om naar de donkerte toe te vliegen, vertelde de meeuw. ‘Uiteindelijk moest ik helemaal de donkerte in. De wolk wist namelijk niet goed waarom hij zo donker was en had gezegd, kijk zelf maar in mijn buik. Dus ben ik helemaal de donkere wolk in gevlogen. En daar in de buik aangekomen werd ik heel erg verdrietig...’
De meeuw vertelde dat de wolk dus niet boos was maar verdrietig en dat begrepen de wolven wel. Maar dat hij niet goed kon huilen, dus dat daarom het verdriet ook niet zomaar wegging.
Ook wist de meeuw te vertellen dat de wolk inmiddels zo in zichzelf opgesloten zat dat hij de zon niet eens meer kon zien.
De dieren konden allemaal zelf voelen hoe dat was, omdat intussen heel langzaam de grote donkere wolk voor de zon geschoven was en het kil, koud en donker werd op de grote open plek in het bos.
De dieren kregen het koud en sommige begonnen zelfs een beetje te rillen van de kou. Ze merkten dat ze het liefst wilden wegkruipen onder de grond, maar dat kon nu even niet. Er was een grote donkere wolk en die kon niet huilen. Het was alsof ze allemaal het verdriet van de wolk konden voelen.
De dieren begrepen inmiddels de ernst van de situatie. Maar niet alleen dat, ze begrepen ook wat ze allemaal te doen hadden. De wolk had heel veel verdriet, kon niet goed huilen, ze moesten hem helpen.
De walvis en de olifant begonnen veel water de lucht in te spuiten, want daarin waren ze eigenlijk best goed. Zo kon de wolk zich herinneren wat tranen zijn.
De wolf ging heel hard huilen en de leeuw heel hard brullen.
Ieder dier ging vanuit zijn en haar eigen kwaliteit en deskundigheid de wolk helpen met zijn verdriet.
De wolk ging meedoen met het huilen en brullen. Hij merkte ondertussen dat hij begon te regenen en was verbaasd hoe makkelijk dat eigenlijk ging. Heel veel regen. Grote druppels en kleine druppels. De dieren beneden begrepen dat dit een goed teken was en een aantal kippen begonnen de wolk aan te moedigen: ‘Regen maar, doe maar, dat is goed.’
Terwijl vanaf de grond de dieren allemaal op hun manier deden wat zij dachten dat ze moesten doen, begon boven vandaan de zon steeds feller te schijnen.
De wolk die eerst helemaal naar binnen gekeerd was, keek hiervan op. De zon knipoogde naar de wolk. De wolk voelde een glimlach op zijn gezicht komen en begon nog harder te regenen. Hij kreeg er bijna plezier in. Zelfs de regenboog werd nieuwsgierig naar wat er allemaal gaande was en kwam een kijkje nemen.
De dieren, die inmiddels helemaal nat geregend waren, begrepen al die tranen wel want zij waren ook wel eens heel erg verdrietig en hadden dan ook veel tranen.
Vandaag hielpen ze de wolk met huilen.
Zo gebeurde het dat er op die dag op de open plek een heleboel dieren omhoog stonden te kijken naar een wolk die daar groot, donker en boos aangekomen was en naar de regen die midden in hun gezicht spetterde.
De wolk werd lichter en kleiner maar was nog niet klaar met huilen. Dit alles duurde nog drie dagen lang, voordat de wolk helemaal opgelost was en er enkel nog zon te zien was.
De dieren hadden allemaal hard gewerkt. Maar nu waren ze er helemaal stil van geworden en keken elkaar aan. Sommigen hadden meegehuild, anderen hadden geultjes gegraven zodat alle regen weg kon stromen. Het was ze gelukt. Nu scheen de zon weer en konden de dieren die dat wilden weer opdrogen.
De donkerte was heel spannend geweest, maar het had ze ook nieuwsgierig gemaakt. Ze hadden op deze manier ook zichzelf en elkaar veel beter leren kennen.
Eigenlijk kon iedereen nu weer terug het gewone leven in, maar zowel het varkentje als het groepje kippen merkten dat ze elkaar zouden gaan missen. Ook de vos en het roodborstje liepen nog te dralen en wilden niet zomaar naar huis. Het was ook gewoon fijn geweest met elkaar.
Daarom besloten ze elke maand weer bij elkaar te komen en met elkaar verhalen te delen. Verhalen over donkerte en licht, over plezier en verdriet en over alles wat verder verteld wil worden.
En zo geschiedde het.
Tekst: Tineke Blommendaal
Illustraties: Grace Moore
Illustraties: Grace Moore